Ook in Herentals, Noorderwijk en Morkhoven is de 21ste eeuw er één van grote uitdagingen. Aan de ene kant is er de roep om meer natuur, open ruimte, gezonde lucht en buffering van regenwater. Aan de andere kant is er de behoefte aan meer woongelegenheid, energieproductie en bedrijvigheid. Zijn die twee kanten wel te verzoenen? En zo ja: hoe? Er is niemand die een pasklaar antwoord heeft, maar samen weten we meer dan elk apart. Het antwoord zal ook per definitie veelzijdig zijn. Daarom wil de GeKoro (de ietwat geKKe spinoff van de Gecoro) zoveel mogelijk kennis en inzichten samenbrengen om er het beste van te maken. Het best mogelijke Herentals, Noorderwijk en Morkhoven … hoe ziet dat er volgens u uit? In ons 10x10x10-Manifest geven we alvast een stevige voorzet waarmee burgers én politici vandaag nog aan de slag kunnen gaan. Met het vizier op 2200, onze stad dus maar ook het jaartal.
Stel je voor. Je bent een Herentalsenaar en je wil je stad veranderen. Sterker nog, je wil ze verbeteren. Tenslotte ben je geboren als een wakkere burger die de wereld wil verbeteren. Om te beginnen je eigen stad of dorp. Dan zijn onverschillige medemensen wel je grootste nachtmerrie. En omgekeerd: dan zijn actieve, betrokken medemensen je grootste droom. Kijk eens aan, dan hebben wij een cadeau voor jou. Want laten er in Herentals, Noorderwijk en Morkhoven nu net zo’n mensen rondlopen. Mensen met goesting, gedrevenheid en idealen. En last but not least: hersens in hun hoofd en handen aan hun lijf.
Toen we met de Gecoro enkele initiatieven namen om het thema ‘ruimte’ bij het publiek te brengen, ontdekten we dat we te laat waren. Het publiek was er al mee bezig. Met frisse zin timmerden ze al aan een Herentals voor de toekomst: een nieuwe buurt met plaats voor jong en oud (Ernest Claesstraat), een sociale turbo voor een oude sociale woonwijk (De Boekerij), de vermenigvuldiging van ruimte door het delen van mobiliteit (Autodeelgroep Herentals), nieuw leven voor oude gebouwen (Chapelle Impérial), enzovoort…
Wat hen bond? Behalve wat gezond gekke ideeën en veel enthousiasme? Niets!
Dus voegden we er wat maïzena (en biergist) aan toe. En zie: de GeKoro was gebakken. Een cadeau met een strik er omheen voor professionele wereldverbeteraars. In moderne managementtaal: ziehier het meeting point van top-down en bottom up. In gewone mensentaal: een doos vol dromen voor wakkere dromenvangers. Mensen zoals jij dus, lieve lezer met je open geest die zo slim is om meteen ook de energie te vangen. Gratis en voor niks. Want burgers die de politiek bedienen (in plaats van andersom), daar wordt een gemeente pas echt rijk van!
1. DENK GLOKAAL
De wereld is ons dorp geworden. Dat heeft z’n voor- en z’n nadelen. De wereld ontdekken wordt een fluitje van een cent. Omgekeerd worden ook wij ‘ontdekt’ door de rest van de wereld. Dat roept nieuwe vragen op. Over wie die anderen zijn en over wie we zelf zijn. En, moeilijker nog, hoe wij ons tot elkaar (moeten) verhouden. Hoe het antwoord ook luidt, zeker is dat we een gemeenschappelijk belang én doel hebben. De Verenigde Naties benoemden dit al door 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen af te spreken. Allemaal zijn we gebaat bij een wereld die duurzaam en veerkrachtig is en die iedereen beschutting en veiligheid biedt. Ook in Herentals. Daar komen het globale en het lokale samen in een nieuw, voortdurend te zoeken evenwicht: het glokale. Pendelend tussen Herentals en Wereldtals gaan we op zoek naar wat waardevol is bij ons en in de rest van de wereld. Wat heeft de wereld aan Herentals te bieden? En wat heeft Herentals aan de wereld te bieden? Hoe blijven we te midden van alle veranderingen onszelf, zonder te verstenen onder een stolp? Luidop de vragen durven stellen is al de helft van het antwoord. (zie ook 4. OMARM HET BESTAANDE)
2. VERLUCHT DE STAD
Om een stad te verdichten moet je ze open maken. Verdichting is dus méér dan hoogbouw. De zoektocht naar een hogere densiteit in ons stadscentrum en onze dorpskernen gaat hand in hand met het behouden en het maken van open groene ruimte. Zowel in de schaal van de gebouwen als in die van de open ruimte (zie ook 3. DE PUBLIEKE RUIMTE ALS HEFBOOM) moet de menselijke maat richtinggevend zijn. Trage verbindingen kunnen snel worden dankzij nabijheid, de beste mobiliteit die het minste ruimte, energie en grondstoffen kost en de meeste kansen op menselijk contact biedt (zie ook 5. LET OP DE KANARIES).
3. MAAK VAN DE PUBLIEKE RUIMTE EEN HEFBOOM
De leefkwaliteit van een stad wordt bepaald door de kwaliteit van zijn publieke ruimte. Dat was al zo en dat wordt het nog meer naarmate er meer werk wordt gemaakt van verdichting. Met het nieuwe Begijnhofpark, het geherwaarde stadspark en ’t Loopke is een proces van investeren in onze publieke open ruimte ingezet. De pleinvrees lijkt verlaten, nieuwe wegen kunnen worden verkend. En oude herontdekt (zie ook 4. OMARM HET BESTAANDE). Denk aan de straten van weleer die nog ruimten waren voor ontmoeting (zie ook 5. DENK AAN DE KANARIES). Als de straat opnieuw de extensie wordt van de woning, dan krijgt verdichting plots lucht. (zie ook 2.VERLUCHT DE STAD)
4. OMARM HET BESTAANDE
Vooruitgang begint met conservatief zijn. De tijd van economische, en dus ook ruimtelijke tabula rasa is voorbij. Eerst moeten we bepalen wat we willen bewaren, pas daarna wat we willen toevoegen of veranderen. Er is immers veel ruimte te winnen door ze beter te benutten. Door ruimte te delen, zowel in oppervlakte als in tijd, kunnen we ze vermenigvuldigen. Door waardevolle gebouwen en monumenten te herbestemmen kunnen we ze uitspelen voor toeristen én voor onszelf. Dat een kantoorgebouw een academie voor kunsten kan worden en een leegstaande kapel een bruisend café, weten we al. Kan een dorpskerk ook een lokale marktplaats (zie ook 1. DENK GLOKAAL) of een verlengstuk van een school worden? Kan een oude dreef in een binnengebied onderdeel worden van een nieuwe stadsontwikkeling? (zie ook 2. VERLUCHT DE STAD)
5. LET OP DE KANARIES
Ooit waren kanaries het even eenvoudige als efficiënte alarmsysteem voor de mijnwerkers (zie ook 9. KISS). Vandaag zijn mensen de kanaries op het publieke domein: een straat, een buurt waar geen kinderen, vrouwen, senioren,… te zien zijn, daar schiet de verblijfskwaliteit te kort. Het ontwerp voor een stad of een dorp van de toekomst neemt dus niet de auto maar de mens als maat. (zie ook 3. MAAK VAN DE PUBLIEKE RUIMTE EEN HEFBOOM).
6. GA VAN PARKEERNORM NAAR MOBILITEITSNORM
Hoe meer parkeerplaatsen hoe meer mobiliteit, hebben we lang gedacht. Maar met scha en schande hebben we geleerd: hoe meer parkeerplaatsen, hoe meer auto’s. En meer auto’s betekenen meer beton en asfalt (zie ook 7. GA VOOR EEN ZACHTE STAD), meer luchtverontreiniging en meer files – en dus niet meer maar net minder mobiliteit. Dat moet dus anders.
Parkeerplaatsen zijn een middel, geen doel. Het doel is ‘meer mobiliteit voor iedereen’. (zie ook 5. LET OP DE KANARIES) Adieu parkeernorm, welkom mobiliteitsnorm dus. Projectontwikkelaars, bouwheren en overheden nodigen we uit om afscheid te nemen van het steriele denken in aantallen parkeerplaatsen. In de plaats gaan we voor een creatieve en inventieve aanpak die inzet op nabijheid, een mix van functies en (gedeelde) multimodaliteit. (zie ook 2 VERLUCHT DE STAD)
7. VERZACHT DE STAD
Uit het recente betonrapport van Natuurpunt blijkt dat we bij de slechtste leerlingen van onze provincie horen. Onze betonteller tikt dagelijks sneller aan dan het Vlaamse gemiddelde met zo’n 240 m2 extra betonverharding per dag. Hoog tijd dus voor compensatie(s). We willen onszelf immers niet begraven onder een koud deken van beton en asfalt. Om het hoofd te kunnen bieden aan de klimaatverandering (overstromingen, verdroging, hitte-eilandeffect…) en om de natuur weer toe te laten (zie ook 4. OMARM HET BESTAANDE) moeten we letterlijk en figuurlijk weer kunnen wortelen in de aarde (zie ook 2. VERLUCHT DE STAD).
8. VIND RUIMTE VOOR ENERGIE
De stap van fossiele naar hernieuwbare energie betekent een verschuiving van ondergrondse naar bovengrondse ruimte-inname. Ook Herentals ontkomt er niet aan. Landschappen kunnen we niet invoeren, merkte iemand tijdens een GeKoro-avond terecht op (zie ook 4. OMARM HET BESTAANDE). Maar mogen we van anderen verwachten dat ze hun landschappen offeren voor de onze? (zie ook 1. DENK GLOKAAL)
Het wordt dus zaak een neus te ontwikkelen voor nieuwe opportuniteiten om onze energievraag te beperken en te voorzien in onze energiebehoefte. Er wachten oplossingen op onvermoede plaatsen, zoals onze daken en in de restwarmte van een koekjesfabriek.
9. KISS
Wie bij deze titel dacht aan zoenen, die zit er nauwelijks naast. Want wat is er eenvoudiger dan dat? Keep It Smart and Simple, is een goed devies in een tijd waarin we het vaak te ver gaan zoeken en het te ingewikkeld willen maken. Concreet: waarom zouden we van ‘fietsstraten’ straten met toeters en bellen (en veel rood asfalt) moeten maken, terwijl ze in de kernen gewoon de standaard zouden moeten zijn? En ook: laten we afscheid nemen van onze reflex om dadelijk naar infrastructurele oplossingen te grijpen. Die hebben het nadeel dat ze veel geld en tijd kosten en jaren blijven, ook wanneer ze bij nader inzien niet zo’n goed idee waren. Een nieuwe parking aanleggen? Misschien is die wel helemaal niet nodig (zie ook 7. VERZACHT DE STAD). Een nieuw gebouw zetten? Misschien is er leegstand die schreeuwt om ingevuld te worden (zie ook 4. OMARM HET BESTAANDE). Enzovoort. En zo verder (maar niet te ver).
10. LAAT KUNST DE GEMEENSCHAP REDDEN
Als de publieke ruimte (zie ook 3. MAAK VAN DE PUBLIEKE RUIMTE EEN HEFBOOM) een plek wordt van ont-moeten (verblijven uit vrije wil) (zie ook 5. LET OP DE KANARIES) in plaats van moeten (omdat je er nu eenmaal moet zijn), dan is er voor kunst een belangrijke rol weggelegd. Kunst verzacht de zeden en dus ook de stad (zie ook 7. VERZACHT DE STAD).
Laat ons dus ruimte maken voor grote en kleine, oude en nieuwe kunst, van Fraikin tot Kunstacademie (zie ook 4. OMARM HET BESTAANDE). We evolueren dus nog meer van een stad met een cultureel centrum naar een centrum van cultuur. Muziek, literatuur, schilderkunst, beeldhouwkunst… Potteke Vol, den Boer en Rik Van Looy doen al elk hun verhaal, maar er is nog zoveel meer te vertellen. Als de beelden mogen spreken op straten en op pleinen, van op sokkels, vanuit nissen, van op muren en vanaf de grond, zullen ook de mensen meer praten. Als het onderweg weer boeiend wordt, weet je op je bestemming altijd wat te zeggen.
Op korte termijn werk maken van de lange termijn. Zo zouden we kunnen beginnen met:
1. Het bankenplan
Geen bank die nog zo goed rendeert als een bank om op te zitten. Met het bankenplan rollen we een netwerk van banken uit in het publieke domein. Zodat lange afstanden voor mensen slecht ter been vele kleine afstandjes worden en dus weer overbrugbaar. Zodat er plaats is om te genieten van de stad, het dorp, de natuur, de mensen en dus elkaar. Stilzitten mag. Babbelbanken die zorgen voor basismobiliteit voor senioren en voor rustpunten voor iedereen. Win-win-win. De GeKoro geeft zelf het voorbeeld met het Gevelbankenproject dat mensen stimuleert om aan hun gevel een uitklapbare bank te bevestigen. Menselijke warmte is nu eenmaal de beste gevelisolatie.
2. Het gat in de haag
Hou het eenvoudig, we zeiden het al. Vele kleine tuintjes vormen één grote tuin – misschien zelfs een park. Make your garden great again, zonder dat er extra onderhoudswerk aan te pas komt. Hoppend van tuin naar tuin wordt een binnengebied dan al snel een kinderparadijs. Soms moeten we het niet verder gaan zoeken dan een eenvoudig ‘gat in de haag’. Natuurlijk heffen we de privacy niet op. We zorgen alleen voor meer verbinding, letterlijk en figuurlijk.
3. Van grote parking naar grote markt
Vandaag al is onze Grote Markt meer dan 150 dagen per jaar geheel of gedeeltelijk autovrij voor evenementen zoals de vrijdagmarkt, de kermis, de braderij en Herentals Feest. Geen wonder dat de consensus groeit dat de Grote Markt maar beter permanent autovrij kan worden. Dat spaart een hoop gedoe (en geld) aan paaltjes zetten en weer weghalen. Dat communiceert ook makkelijk. En vooral: het is gewoon gezelliger want het brengt meer mensen naar het centrum. Met een eigentijdse kiosk op het plein (een logische stapsteen tussen ’t Schaliken en de Lakenhal) brengen we kunst en cultuur naar buiten, zo is er altijd wat te beleven. En waarom halen we de zondagsmarkt niet naar – hoe logisch kan het zijn? – de Markt? De horeca zou ervan smullen. Of was het andersom?
4. Van parochiekerk naar lokale markt
Niets zo slecht voor een kerk als een kerk die leegstaat. Laat ons ze dus vullen. Met nieuwe bestemmingen en dus met mensen. Wat als de St.-Niklaaskerk van Morkhoven nu eens onderdak gaf aan een wekelijkse of permanente lokale markt? Het zou de Morkhovenaren veel autoritten besparen en een sympathiek excuus om elkaar vaker tegen het lijf te lopen.
5. Van AugustijnenBaan naar AugustijnenLaan
Herentals had het Venetië van het Noorden kunnen zijn. Of toch het Brugge van de Kempen. Hadden we dat kanaal toch maar nooit gedempt! Vandaag is de Augustijnenlaan een AugustijnenBaan geworden: een te snelle doorsteek voor het autoverkeer met links en rechts geparkeerd blik. Wat als we de ruimte nu eens herverdeelden tussen mensen (voetgangers en fietsers), groen, water en (geparkeerde en rijdende) auto’s opdat de laan weer zichzelf zou kunnen zijn? We zouden kunnen beginnen met een proefopstelling. Kijken wat het geeft en pas daarna de schup in de grond.
6. De verbrede brug
Dat de bruggen over het Albertkanaal hoger moeten, daarover is iedereen het eens. Maar wat ons betreft moeten ze ook breder. Voor de steeds talrijker wordende fietsers, jawel. Maar ook voor voetgangers en – bemerk het subtiele verschil – wandelaars. Bruggen kunnen immers ook plekken zijn met een waarde op zichzelf. Plekken waar je een uitzicht hebt. Op het water. Op de zonsondergang. Op elkaar. Nu lijkt het nog melig, maar als het zover is vinden we het allemaal romantisch en willen we er ook een bankje bij. Laat ons van de opportuniteit – de vervanging van de bestaande bruggen – gebruik maken en ijveren voor een brug die niet alleen de oevers maar ook de mensen verbindt.
7. Plaats voor keizer fiets
De comeback van de fiets is een feit. Toch al in woorden. Vandaag is iedereen voor de fiets. Niemand is nog tegen. Maar als we meer fietsers willen, moeten we er ook ruimte voor maken. Soms door meer en bredere fietspaden aan te leggen, maar zeker niet altijd en overal. Vaak volstaat het om de ruimte te herverdelen. Dat kan makkelijk door het autoverkeer te filteren: doorgaand auto- en vrachtverkeer hoort niet thuis in de kernen, in de woonwijken en op landelijke weggetjes. Dat dwingen we fysiek af en waar dat niet kan door voldoende handhaving. In Noorderwijk centrum kunnen vrachtwagenpoorten het onderscheid maken tussen vrachtverkeer dat er wel en dat er niets heeft te zoeken.
Verder zorgen we ervoor dat de centra op korte termijn weer fietsvriendelijk worden. In Herentals zelf beginnen we met een comfortabel wegdek: we willen de kinderkopjes vooral zien zitten op de fiets. Ook belangrijk (en makkelijk te realiseren): we pakken de missing links aan. We geven het fietspad Aarschot-Morkhoven-Noorderwijk voorrang zonder hekjes en trekken het door tot in het centrum van Herentals. Van het laatste stuk maken we onze eigen variant van het New Yorkse ‘Highlinepark’. We zorgen ervoor dat het (fiets- en ander) verkeer van het gehucht Watervoort veilig de Poederleeseweg over geraakt. In de Nieuwstraat maken we de omweg voor fietsers overbodig door het fietsen in tegenrichting veilig te maken. En natuurlijk voorkomen we dat er nieuwe missing links bijkomen, bijvoorbeeld doordat Infrabel overwegen sluit en in onvoldoende aantrekkelijke alternatieven voorziet.
Tot slot zorgen we er voor dat je de (steeds vaker: dure) fiets ook kwijt kan geraken zonder hem kwijt te zijn. Met fietsenstallingen niet waar er plaats is, maar waar ze nodig zijn. Bij de bestemmingen (een bewaakte fietsenstalling aan bijvoorbeeld het station is een must) en, even belangrijk, bij het vertrekpunt. Dat laatste betekent dat fietsenstallingen voortaan mee opgenomen worden in de Bouwcode. Zodat er geen woning of appartement meer gebouwd wordt met alleen maar plaats voor auto’s.
8. Binnen de ring: de auto te gast
Laat ons het helder en eenvoudig houden: in verblijfszones is zone 30 de regel. Om dat eenvoudig af te dwingen spreken we af dat auto’s geen fietsers mogen inhalen. Eigenlijk is dat gewoon een officialisering van de bestaande toestand. Veel straten zijn nu al te smal om wettelijk te kunnen inhalen (minstens 1 meter tussen auto en fietser). Maar het mooie is: zo krijgen we een netwerk van fietsstraten, in plaats van allemaal losse eindjes. Parkings op wandelafstand kunnen automobilisten buiten het centrum houden.
9. De Vrijdagbus
Zelden is er in Herentals meer volk op de been dan bij de vrijdagmarkt. Nooit is er in Herentals minder parkeerruimte dan net dan. De Vrijdagbus past hier een mouw aan. Binnen de kortste keren is deze (bijna)gratis bus een begrip wijd in de omtrek. Wie vanuit de deelgemeenten en de omliggende gemeenten de Vrijdagbus neemt, is snel op de markt, in onze belevingsstraten en op het Netepark. De vrijdag wordt onze wekelijkse autovrij-dag. In de nieuwe Vervoersregio Kempen kunnen we er werk van maken.
10. De boomvolle stad
Bomen zijn goed voor ongeveer alles: de luchtkwaliteit, de waterhuishouding, de gezondheid, de biodiversiteit en zelfs het Bruto Lokaal Geluk, dat is wetenschappelijk aangetoond. Dus zorgen we voor meer bomen. Dit kan door de bestaande te koesteren en door nieuwe te planten. Enkele mooie ambities:
Het mooiste is: na zes jaar zullen ook andere gemeenten groener zijn. Maar dan van jaloezie.
Handige handvaten om Herentals (en de rest van de wereld) te verbeteren:
1. Het batenplan
Te vaak denken wij alleen maar in termen van kosten. Waardoor we de baten domweg uit het oog verliezen. Misschien moeten we maar eens proberen op een nieuwe manier naar de werkelijkheid te kijken: door ook de verwachte lusten in kaart te brengen. Daarbij beperken we ons niet tot de financiële lusten maar kijken we naar alle maatschappelijke opbrengsten: die op vlak van gezondheid, milieu, levenskwaliteit, esthetica. Wedden dat het andere debatten en dus ook andere keuzes oplevert?
2. De kindnorm
Wanneer is iets goed genoeg? De vraag lijkt moeilijker dan ze is. Als iets goed genoeg is voor een kind, is het meer dan waarschijnlijk goed genoeg voor iedereen. Noem het de kindnorm, die verbazend eenvoudig kan zijn, toch voor wie zelf (klein)kinderen heeft: durf ik mijn achtjarig (klein)kind zelfstandig dit kruispunt laten oversteken? Zo ja, dan is het kruispunt allicht veilig genoeg. Bij twijfel moet het ontwerp toch nog eens ernstig tegen het licht worden gehouden. Zeiden wij dat de mens de maat der dingen was? Laat ons dit dan nog wat preciseren: in het dorp en de stad van de toekomst is het kind de maat der dingen.
3. Het collectief huisvestingplan
De tijd van individuele huisjes bouwen ligt stilaan achter ons. Maatschappelijke urgenties vragen om collectieve antwoorden. Collectieve woonvormen zijn de woonvormen van de toekomst. Vergeet de grauwe kazernes van weleer. Denk aan hedendaagse, kwalitatieve ontwerpen waarin privacy en gemeenschappelijkheid een nieuw evenwicht vinden. Die zoektocht naar nieuwe vormen met meer gedeelde ruimtes vraagt om een plan over het hoe en waar, en afspraken over een sluitende kwaliteitsbewaking.
4. Het dorpstoekomstplan
We willen dus geen dorp onder een stolp. Tegen een Bokrijkmodel zeggen we ‘neen’. Maar ook tegen een San Gimignano in de Kempen. Wij geloven dat verdichting niet hetzelfde is als ‘appartementisering’. Dorpen kunnen verdichten zonder hun eigenheid te verliezen. Dat vergt een frisse aanpak waarbij we kijken naar wat bewaard moet blijven, waar er ruimte op overschot is, waar er met ruimte wordt gemorst en wat onze toekomstdromen zijn: hoe ziet het ideale Noorderwijk of Morkhoven er in 2050 uit? Als we het antwoord op die vraag kennen, kunnen we systematisch in die richting werken. Dat is een heel ander perspectief dan de tunnelvisie waarbij we projectontwikkelaars hun winsten laten maximaliseren in naam van een veronderstelde noodzaak.
5. De Mà-kaart
Van de Japanners kunnen we nog iets leren. Zij noemen ‘Mà’ de ‘betekenisvolle leegte’. Dat lijkt een beetje abstract, maar wie aan een open landschap denkt, kan er zich wel iets bij voorstellen. Juist de afwezigheid van bebouwing geeft het landschap z’n kwaliteit. Juist de niet-invulling van de ruimte geeft haar betekenis. Het vervelende daarvan is dat we zoiets pas gaan missen wanneer het er niet meer is. En dus al te laat. Vandaar een pleidooi om alle ‘betekenisvolle leegte’ in kaart te brengen. ‘Esscher’ in de ruimtelijke planning als het ware. Op die manier worden we ons tijdig bewust van wat waardevol is en wat zeker behouden moet blijven. Om al één kleine voorafname te doen: de kans dat pakweg het Begijnhof, de Hellekens, het park Van Hilst, de Noorderwijkse dreef, de omgeving van de Hogewegmolen, de Netevallei en de Kempische Heuvelrug op die kaart terecht komen, lijkt ons heel reëel.
6. De overschotkaart
Stap 1: detecteer de overschotten, dit wil zeggen de restruimtes en de onderbenutte infrastructuur. Door decennialang alleen maar in termen van tekorten te denken, zijn we blind geworden voor het teveel onder onze neus. Stap 2: zet de overschotten op kaart. Zo worden de mogelijkheden zichtbaar : activeren, optimaliseren, opruimen of definitief bestemmen als vrije ruimte. Pas als je weet wat je hebt, wordt helder wat je kan krijgen.
7. De Wegwegkaart
Het wegweg project klinkt revolutionairder dan het is. Eigenlijk is het niet meer dan gezond boerenverstand. We zitten met een erfenis van jarenlang zorgeloos beton en asfalt gieten. Het resultaat? Overgedimensioneerde kruispunten en te veel verharding die zorgt voor wateroverlast, verkeersonveiligheid en verhitting in tijden van klimaatopwarming, die we bij gebrek aan middelen niet kunnen onderhouden. Hier zijn dus veel vliegen in één klap te slaan. We gaan naar waar we het met minder weg te doen : door te ontharden, door te herbestemmen in functie van een modal shift of door overbodige infrastructuur weg te halen. Weg weg en je krijgt er een pak maatschappelijke baten voor in de plaats.
8. Het korteketenplan
Gek toch dat er sperziebonen uit Kenia worden aangevlogen en aardbeien vanuit Spanje in de file staan, terwijl deze producten om de hoek worden geteeld. Met een korteketenplan gaan we na hoe we de lokale voedselproductie kunnen stimuleren. Lokale verkooppunten, op de boerderij en de eigen streek passen daar alvast in. Als we het slim aanpakken is er winst voor de landbouwer en de gemeenschap. Een sterke lokale economie met meer tewerkstelling, minder vrachtwagens en meer open ruimte. En natuurlijk versere producten met meer voedselveiligheid.
9. Pilootprojecten
En wat als we er nu eens echt werk van maakten. Met vallen en opstaan want bij experimenteren hoort ook af en toe op je bek gaan. Dat is geen ramp zolang we er maar van leren. Nieuwe uitdagingen vragen om nieuwe antwoorden. Vertonen ze tekorten dan sturen we ze bij. Voldoen ze dan rollen we ze verder uit. En voor we het weten hebben we een sneeuwbaleffect.
10. Het inspiratieboek
Het beste hielden we tot laatst. Veel van wat hierboven staat wordt al ergens in praktijk gebracht. We hoeven het warm water niet opnieuw uit te vinden. Laat ons dus eekhoorntjes gewijs goede praktijken verzamelen en er ons voordeel mee doen: inspiratie voor onszelf en overtuigingskracht voor anderen. Wat goed is, moet gedeeld worden opdat het vermenigvuld kan worden. 10x10x10x …